De vraag van vandaag: Hoe is het toch mogelijk dat er dieren hebben bestaan die zoveel groter waren dan we van dieren gewend zijn?
Er lijkt een limiet te zitten aan hoe groot een landdier kan worden. De grootste landzoogdieren aller tijden, de uitgestorven olifant Palaeoloxodon en de reuzenneusshoorn Paraceratherium, vertegenwoordigen ongeveer het maximale wat een "gewoon" landdier bereiken kan. Hun grootte en gewicht is vergelijkbaar met die van de grootste dino's aan de Ornithischia-tak van de familie; eendebekken en ceratopsiërs. Allemaal rond de twaalf meter lang en vier á vijf meter hoog.
Paraceratherium, Palaeoloxodon en Shantungosaurus: De grootste landdieren die geen sauropoden zijn. |
Bij een sauropode staat iedereen in de schaduw. |
Knight 1897 |
Deze theorie werd na de dinorevolutie van de jaren '80 bij het grofvuil gezet, zoals zoveel andere dinomythes. Sauropoden zijn duidelijk landdieren; ze hebben geen enkele aanpassing die aan een waterdier doet denken. Hun grote, rechte poten zijn om op te lopen, niet om mee te zwemmen.
Dan blijft de vraag: Hoe doen ze het? Als je de dichtheid van een zoogdier toepast op een sauropode krijg je een dier van meer dan honderdduizend kilo. Hoe blijft een dier van twintig, dertig meter lang op zijn poten staan?
Het antwoord komt, zoals vaak, van de moderne dino's: vogels. Vogels zitten heel interessant in elkaar. Hun ademhalingssysteem is heel anders dan dat van zoogdieren; ze hebben niet alleen flinke longen, ze zitten helemaal vol met lucht. Ze zijn veel lichter dan je zou denken.
Paleontologen hebben ontdekt dat de dino's aan de Saurischia-tak van de familie - sauropoden en theropoden - allemaal beschikken over een ingewikkeld syteem luchtzakken, longen en holle botten die ze niet alleen veel lichter maakt dan je zou denken, maar ook een uitstekende conditie geeft. De volgende keer ga ik dieper in op hoe dit systeem werkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten