Ik was in Artis. Je zou het bijna vergeten, maar daar staat een tweetal opvallende dinomodellen.
De modellen zijn in 1954 gemaakt door een zekere Boudewijn Bollee, een dierenverzorger bij Artis die in zijn vrije tijd beeldhouwer was. De toenmalige directeur was groot fan van zijn werk en zette deze twee dino's in het park naast het monumentale aquarium. Een hartverwarmend verhaal, maar wat vinden we bij Nielsaurus van de dino's?
Het zijn witte, uit beton opgetrokken dino's van vier á vijf meter. Het zijn echt kinderen van hun tijd. In die tijd was het gebruikelijk dat een artiest hooguit één keer naar de botten van het beest keek, alles meteen vergat, en vervolgens maakte waar hij zelf zin in had. Het echte wetenschappelijk rigoreuze reconstrueren is pas vanaf de jaren tachtig populair geworden.
Dat is goed te zien aan deze Allosaurus, de vleeseter van het stel. De pinnige tanden, dunne armpjes en dikke buik hebben niet zo veel te maken met de echte Allosaurus, maar zijn wel typisch voor hoe vleesetende dino's tot diep in de jaren tachtig werden afgebeeld. Je kunt het Boudewijn moeilijk kwalijk nemen.
Ik vind hem wel leuk. Hij heeft een grappige, kwaadaardige grijns en ziet er lekker monsterlijk uit. Meer een cartooneske, dikke krokodil op zijn achterpoten dan anders wat. Het is een beeld met karakter.
Naast Allosaurus staat zijn vredelievende tegenhanger uit het Jura, Stegosaurus. Deze is eigenlijk helemaal zo gek nog niet voor zijn tijd, met aardige lichaamsverhoudingen en de bekende beenplaten in een afwisselend patroon. Goed, hij sleept wel met zijn staart over de grond. Je kan niet alles hebben.
Boudewijn heeft ervoor gekozen zijn Stegosaurus een ruwe, bobbelige huid te geven. Het aparte van Stego hier is dat de kinderen over hem heen kunnen klimmen. Het park ontmoedigt dit niet, dus het zal de bedoeling wel zijn. Hij heeft dus wat zand op z'n kop.
Los van het zand op z'n kop doet het hoofd me wel wat denken aan de komodovaranen die in het reptielenhuis wonen. Die hebben ook zo'n grappige, koddige hagedissenkop.
Zoals je ziet heeft Stego geen vier, maar acht stekels aan zijn staart. Dat idee schijnt ooit in zwang geweest te zijn (ik zal dat eens verder onderzoeken). Sommige stekels lijken wat verlept. Heeft Boudewijn ze zo ontworpen of is dat het gevolg van de vele kinderen die over hem heen zijn geklommen?
Het zijn leuke, karaktervolle dino's en het verhaal erachter maakt ze nog leuker. Ze zijn gemaakt voor de grote dino-boom van de jaren tachtig en negentig en geven een mooie weergave van het beeld van dino's van voor die tijd. Grote, logge, uitgestorven reptielen. Grappig.
Je hoeft niet naar Artis om de dino's te zien; ze zijn vanaf de Plantage Middenlaan in Amsterdam goed te zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten